Analoog fotomateriaal moet goed opgeborgen worden, niet teveel vochtigheid, niet te warm en ook niet teveel wisselende temperaturen. In dit verhaal een paar voorbeelden, met dank aan Piet den Blanken, van dingen die fout gegaan zijn. Piet kwam die problemen tegen bij het doorwerken van zijn archief, onder andere om een selectie van zijn werk bij 1000fotos onder te brengen. Hoewel er niet veel meer op film wordt gefotografeerd is het wel nuttig voor de fotografen die nog materiaal bewaren om te kijken of ze de hieronder genoemde problemen nog kunnen voorkomen.
Een goede scanner laat ook de krassen die in het materiaal zijn ontstaan nadrukkelijk zien. Bij een reproductie van hetzelfde negatief is er niet van de kras terug te vinden, erg handig!
Er zijn verschillende materialen waarin je de ontwikkelde films kunt bewaren. Sommige van die materialen worden gelukkig niet meer zoveel gebruikt, maar je kunt ze in je archief wel aantreffen. Er zijn plasticsoorten met een toevoeging van zogeheten 'weekmakers' die er voor zorgen dat het materiaal buigzaam is en daardoor makkelijker te gebruiken. Helaas blijven die chemische stoffen er niet allemaal in zitten en vooral de kleurstoffen uit kleurenfilms kunnen er nogal van te leiden hebben. Bij een aantal dia's van Piet den Blanken zijn hierdoor blauwe vlekken in het beeld verschenen. Het betreft de glasloos ingeraamde dia's. De niet ingeraamde dia's die nog in de sleeve van het laboratorium zitten zijn nog niet aangetast, kennelijk houdt die extra verpakking de weekmakers tegen. En grappig genoeg zijn oude Agfa films, die niet volgens het E-6 proces ontwikkeld werden, ook niet of in elk geval minder gevoelig voor de inwerking van die stoffen. Heb je nog van die verpakkingen en wil je je dia's goed houden, dan moeten ze in modern materiaal worden over verpakt, wat tijd en geld zal kosten. Zelf vind ik reproduceren een handigere manier om de beelden voor de toekomst zeker te stellen.
Dit is een detail uit een dia waar de weekmakers geen invloed op gehad hebben. Dit is een detail uit een dia waar de weekmakers juist invloed op gehad hebben. Vage blauwe vlekken en ook kleinere groene stipjes zijn er het gevolg van.
Een ander hinderlijk verschijnsel dat foto's aan kan tasten is schimmel. Dat zal vooral optreden wanneer de foto's te vochtig bewaard worden, maar dat kan zelfs bij heel bekende fotografen voorkomen. Ook Piet den Blanken ontdekte dat er schimmel op een flink aantal dia's was gaan groeien. Bi nauwkeurige kijken blijkt de schimmel vooral aan de dragerkant van de dia's te zitten, niet in de emulsie zelf dus. Ik denk dat het gegroeid is in kleine restjes van het antikalk middel dat na een laatste spoeling gebruikt is om kalkvlekken bij het drogen van de film tegen te gaan. Je zou de schimmel er denk ik wel af kunnne krijgen, hoewel je nooit zeker weet of het niet ook in de drager zelf terecht is gekomen. Maar bij deze dia's blijkt een groot verschil in de eindresultaten tussen het gebruik van een scanner, Piet heeft nog een hele mooie Nikon Coolscan, en het maken van reproducties met een digitale camera. Op de scans is de schimmel als hele dunne draadjes zichtbaar, op de reproducties is het eigenlijk niet terug te vinden terwijl die toch ook echt wel scherp zijn. Het verschil is denk ik voor een groot deel te verklaren door de lichtbron: de scanner gebruikt een scherp begrensde lichtbron, een puntlicht. Daardoor worden dit soort dingen extra contrastrijk afgebeeld en dus zichtbaar gemaakt. Bij het reproduceren wordt een diffuse lichtbron gebruikt dit zowel deze schimmeldraden als overigens ook stof en krassen veel minder zichtbaar maakt. Mede daarom vind ik reproduceren veel handiger, los van alle andere voordelen.
De Nikon Coolscan laat de dunne schimmeldraadjes genadeloos zien, het zal een hele klus zijn die te retoucheren. De witte lijntjes links zijn overigens de haren van iemand op de foto. Op de reproductie van dezelfde dia is er eigenlijk geen spoor van de schimmel te zien, alleen hier en daar als de draadjes dikker waren.